Inleiding

Steeds meer transportbedrijven stellen mentorchauffeurs aan om nieuwe chauffeurs in te werken en/of bestaande chauffeurs verder te bekwamen in hun werk.

Wanneer een medewerker de taak als mentorchauffeur op zich neemt, zal hij zich moeten bekwamen in de vaardigheden die bij zijn rol als mentor gevraagd worden. Niet alle mentoren zullen echter dezelfde taken uit gaan voeren. Daarom onderscheidt WAYS Europe vier niveaus van mentoren: inwerkchauffeur, Driver Coach, Master Coach en Trainer Code95. Hun taken en bevoegdheden verschillen.

Iedere mentor start als inwerkchauffeur. Deze mentor heeft als primaire taak het inwerken van nieuwe chauffeurs. Hij legt alle belangrijke aspecten van het werk uit en leert de nieuwe chauffeur de belangrijkste vaardigheden aan. Hij maakt daarbij gebruik van een lesplan, die hij tijdens de opleiding heeft ontwikkeld. Tijdens het inwerken volgt hij de juiste procedures en houdt hij rekening met het karakter en de leerstijl van de kandidaat. Door zijn aanpak en manier van communiceren, is de inwerkchauffeur een belangrijke schakel tijdens de on-boarding van de nieuwe collega.

Doel van de cursus

Tijdens de vierdaagse opleiding, waarvan één dag mee telt voor de Code95, wordt de mentor op een gedegen fundament geplaatst waardoor hij zijn taak als mentor vol vertrouwen en met de juiste tools in handen kan oppakken.

Uitvoering

De opleiding bestaat uit vier lesdagen, waarin theorie en praktijk voortdurend worden afgewisseld. Naast het werken aan de instructiedocumenten en het overbrengen van kennis, is persoonlijke ontwikkeling een belangrijk onderdeel van de opleiding.

Inhoud

De leerdoelen voor de Basisopleiding zijn als volgt:
– Kunnen verklaren wat de verantwoordelijkheden zijn binnen het bedrijf betreffende opleiding en training van chauffeurs;
– Kunnen verklaren wat de richtlijnen voor de mentor chauffeur inhouden;
– Kunnen verklaren wat observeren, analyseren en interpreteren inhoud.
– Kunnen verklaren op welke wijze de administratie gevoerd dient te worden;
– Kunnen verklaren wanneer er follow up maatregelen nodig zijn;
– Kunnen verklaren wat de inhoud van een trainingsprogramma kan zij
– Kunnen verklaren wat een lesplan inhoud en hoe men deze kan gebruiken;
– De relatie tussen het beoordelingsformulier en de werkzaamheden kunnen weergeven.

De praktijk:
– Het kunnen uitvoeren van een werkinstructie en het resultaat kunnen beoordelen, reflecteren, bespreken en registreren:
– Het uitvoeren van een observatie en het invullen van een beoordeling;
– Het uitvoeren van een begeleidingsgesprek over de uitkomst van de beoordeling.